Uit het onderzoek blijkt allereerst dat het voor de bibliotheken moeilijk was om de beoogde doelgroep te bereiken. De doelgroep bestond uit ‘kwetsbare ouderen’ (laag inkomen, sociale uitsluiting) maar men bereikte met name ouderen met een vrij actief sociaal leven. Waarschijnlijk lag dat aan het feit dat de werving van deelnemers tot dan toe voornamelijk ‘passief’ was geweest: men richtte zich op spontane inloop in de bibliotheken en ging in mindere mate actief op zoek naar kwetsbare ouderen. Doordat OidW in achterstandswijken werd uitgevoerd werden wel met name ouderen met een laag inkomen bereikt.
In de opzet van OidW dienden de bibliotheken met name de rol van ‘knooppunt’ te spelen voor deze ouderen. Dat wil zeggen: ze zouden de ouderen moeten bewegen om deel te nemen aan activiteiten die door partners worden georganiseerd. De aanname daarbij is dat er in de wijken toch al veel activiteiten worden georganiseerd door andere aanbieders. De ‘gastvrouwen’ speelden in deze opzet een belangrijke rol: zij moesten de wensen van ouderen in kaart brengen en de ouderen uitnodigen om deel te nemen aan de activiteiten die daarbij zouden passen. Door deelname aan de activiteiten zou enerzijds het sociaal netwerk van de ouderen versterkt dienen te worden en anderzijds zouden ze vaardigheden (financieel, digitaal) kunnen leren die hun kwetsbaarheid zouden verminderen.
Uit het onderzoek bleek dat deelnemende ouderen de rol van de gastvrouwen erg waardeerden. Doordat niet werd bijgehouden aan welke activiteiten de ouderen deelnamen bleek het moeilijk om de uiteindelijke effecten van de aanpak vast te stellen. Wel gaf bijna 40% van de deelnemers aan dat hun sociaal netwerk door deelname was versterkt, en 70% van de deelnemers aan de computercursussen gaf aan dat hun digitale competenties waren versterkt. Daarmee werden de gestelde streefwaarden behaald.