Uit het onderzoek blijkt dat jongeren met een arbeidsbeperking die onder de Participatiewet vallen vaker een baan hebben dan een vergelijkbare groep jongeren die tot 2015 onder de Wajong viel: van de jongeren die op hun 18e de Wajong instroomden had 29% na drie jaar een baan, terwijl van een vergelijkbare groep jongeren die op hun 18e de Participatiewet instroomde 38% na drie jaar een baan had. Waarschijnlijk ligt dit aan de sterkere prikkel voor jongeren in de Participatiewet: de regeling is soberder dan de Wajong, en jongeren hebben een grotere financiële prikkel om te gaan werken.
Het gemiddeld inkomen van de jongeren met een arbeidsbeperking die onder de Participatiewet vallen is wél 18% lager dan bij de Wajonggroep. De huidige jonggehandicapten werken dus vaker, maar zijn wél armer. Dat komt waarschijnlijk doordat een groot deel van de jongeren in (kleine) deeltijdbanen werkt, waardoor ze met hun inkomen mogelijk nauwelijks boven bijstandsniveau uitkomen.