Uit het onderzoek blijkt dat de uitvoering van kinderbijslag (KB) en kindgebonden budget (KGB) in het overgrote deel van de binnenlandse gevallen probleemloos verloopt. De regelingen zijn eenvoudig van aard, de uitvoering is geautomatiseerd. Er is een belangrijk verschil in uitvoering tussen de SVB, die de KB uitvoert, en de Belastingdienst Toeslagen(BD/T), die de KGB uitvoert. De SVB stelt eerst vast of er recht is, en gaat vervolgens over tot uitbetaling. De BD/T gaat direct over tot het uitbetalen van voorschotten, en stelt vervolgens vast hoe hoog het recht daadwerkelijk was. Het gevolg is dat ouders soms geld moeten terugbetalen; grofweg een kwart van de ontvangers geeft aan dat dit voor hen geldt. Dit kan ingrijpend zijn voor ouders.
Situaties waarin ouders uit elkaar gaan zorgen voor extra complexiteit. Dat komt doordat het recht op KGB gekoppeld is aan dat van KB. Voor de KB blijft één van beide ouders de formele aanvrager, en alleen deze ouder krijgt vervolgens, indien er recht is, KGB. Wanneer de ouders meerdere kinderen hebben kunnen zij overigens wel allebei aanvrager van KB zijn en derhalve ook allebei KGB ontvangen, inclusief de zogenaamde alleenstaande ouderkop – dit is een fors bedrag. Deze situatie loopt niet in de pas met ‘moderne’ gezinssituaties zoals co-ouderschap.
Op basis van gesprekken met uitvoerders zijn er ook vragen te stellen bij twee uitzonderingen voor 16- en 17-jarigen. Het recht op KB vervalt wanneer een 16- of 17-jarige teveel bijverdient of wanneer deze hoger onderwijs gaat volgen. Doordat het recht op KGB gekoppeld is aan het recht op KB kunnen ouders, zeker wanneer ze alleenstaand zijn en dus ALO-kop krijgen, in deze gevallen te maken krijgen met een forse terugval in inkomsten. De invoering van de ALO-kop in 2015 heeft deze vragen extra gewicht gegeven.
Bij de binnenlandse gevallen geldt dat twee vormen van dubbele kinderbijslag de nodige complexiteit met zich meebrengen. Het recht op dubbele kinderbijslag om onderwijsredenen (DKO), waarbij de noodzaak om uitwonend te zijn in verband met onderwijs dient te worden aangetoond, blijkt moeilijk om foutloos vast te stellen. Voor dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (DKIZ) geldt dat sommige ouders het idee hebben dat het bij sommige aandoeningen moeilijker is om DKIZ te krijgen. Dit onderzoek levert geen ondersteuning voor die claim. Ouders en uitvoerders zijn het erover eens dat bij de DKIZ de beoordeling transparanter kan en de communicatie beter.
Verzekerden die ook een relatie met het buitenland hebben maken een klein, maar groeiend, aandeel uit van het totaal aantal verzekerden. Desalniettemin gaat de meeste aandacht in de uitvoering uit naar deze groep. Dit geldt zowel voor de KB als voor de KGB. Voor de KB geldt dat het in sommige gevallen moeilijk is de verzekerdenstatus vast te stellen. Dit geldt bijvoorbeeld voor uitzendkrachten en zelfstandig ondernemers.
Voor de KGB geldt dat de uitvoering van buitenlandse gevallen gezamenlijk door BD/T en SVB wordt gedaan. In algemene zin is het tijdrovend om buitenlandse rechten vast te stellen, en daar het bedrag dat Nederland daarop dient aan te vullen op af te stemmen. Meer specifiek levert de
vaststelling van de alleenstaanden-status moeilijkheden op: de SVB en de BD/T hanteren andere definities van ‘partnerschap’.